Drugsgerelateerde infectieziekten – actuele situatie in Europa (Europees Drugsrapport 2024)

Personen die drugs injecteren lopen risico op infecties door gedeeld gebruik van drugsparafernalia. Op deze pagina vind u de meest recente analyse van drugsgerelateerde infectieziekten in Europa, waaronder belangrijke gegevens over besmettingen met hiv en het hepatitis B- en C-virus.
Deze pagina maakt deel uit van het Europees Drugsrapport 2024, het jaarlijkse overzicht van het EMCDDA over de drugssituatie in Europa.
Voor het laatst bijgewerkt op: 11 juni 2024
Terugkeer van hiv-meldingen naar het niveau van vóór de pandemie duidt op behoeften inzake de ontwikkeling van diensten
Mensen die drugs injecteren, lopen een risico op infecties zoals het hepatitis B- en C-virus (respectievelijk HBV en HCV) en het humaan immunodeficiëntievirus (hiv). Dit is te wijten aan het gedeeld gebruik van drugsparafernalia. Deze infecties kunnen chronische ziekten veroorzaken die kunnen leiden tot ernstige gezondheidsgerelateerde schade, waaronder overlijden. Hoewel nieuwe hiv-infecties in verband met drugsgebruik door injectie in de Europese Unie op lange termijn zijn afgenomen, is het aantal nieuwe hiv-meldingen in 2022 in meer dan de helft van de landen die gegevens hebben verstrekt gestegen ten opzichte van 2021 (figuur 10.1). De in 2022 waargenomen toename kan op zijn minst gedeeltelijk voortvloeien uit het grotere aantal hiv-tests die werden verricht na de opheffing van de COVID-19-gerelateerde verplaatsingsbeperkingen en het feit dat de gezondheidsdiensten (waaronder hiv-tests) weer werkten zoals vóór de pandemie. Een andere mogelijke bijdragende factor is het toegenomen verkeer van personen met een bekende hiv-diagnose in Europese landen na de Russische invasie van Oekraïne. Deze gegevens moeten dus met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien zij niet noodzakelijk wijzen op een toename van het aantal nieuwe infecties. Zij stellen ook niet noodzakelijkerwijs de langdurige daling van het aantal hiv-meldingen ter discussie. Niettemin blijft de sinds 2010 opgetekende daling van 38 % achter bij de doelstelling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), namelijk een vermindering met 75 %, wat erop wijst dat er op dit gebied nog grotere inspanningen moeten worden geleverd.
Bron: ECDC.
Wat ook zorgen baart, is het feit dat in 2022 meer dan 40 % van de nieuwe hiv-diagnoses in verband met injecterend drugsgebruik in de Europese Unie laat werd vastgesteld. Patiënten met een laattijdige hiv-diagnose lopen een groter risico op hiv-gerelateerde ziekte en sterfte, en reageren mogelijk minder goed op antiretrovirale therapie. Vrijwillige en vertrouwelijke tests op infectieziekten onder injecterende drugsgebruikers is fundamenteel om de weg te kunnen vinden naar zorg en behandeling.
In 2022 had nog geen enkel rapporterend EMCDDA-land alle 95-95-95-streefdoelen van de WHO bereikt voor het zorgcontinuüm onder injecterende drugsgebruikers met hiv. In het kader van die streefdoelen wordt ernaar gestreefd tegen 2030 te verwezenlijken dat 95 % van de mensen met hiv wordt getest, dat 95 % van die personen antiretrovirale therapie krijgt en dat 95 % van hen onderdrukking van het virus bereikt. Over het algemeen hebben injecterende drugsgebruikers in vergelijking met andere hiv-patiënten minder kans om een diagnose te krijgen, naar een zorgverlener te worden doorverwezen en onderdrukking van het virus te bereiken. Dit vergroot het gevaar van op hiv-gerelateerde morbiditeit en mortaliteit, evenals de kans op verdere overdracht. Recente richtsnoeren van het EMCDDA en het ECDC over de preventie en bestrijding van infectieziekten bij injecterende drugsgebruikers ondersteunen de invoering van gerichte testdiensten op gemeenschapsniveau. Daarbij gaat het ook om tests buiten het officiële zorgkader om, bijvoorbeeld in het kader van straathoekwerk. De richtsnoeren wijzen erop dat een beter geïntegreerde benadering van tests en doorverwijzing naar zorg de hardnekkige ongelijkheid op gezondheidsvlak doeltreffend kan terugdringen. Schadebeperkende benaderingen worden nu van fundamenteel belang geacht voor het terugdringen van de overdracht van hiv onder injecterende drugsgebruikers, met name het beschikbaar stellen van steriele injectiespuiten, zowel in gevangenissen als via apotheken. In vele landen is er echter nog steeds sprake van een ontoereikende dekking van en toegang tot gratis naalden en spuiten: slechts 5 van de 17 landen met beschikbare gegevens haalden de WHO-doelstellingen voor dienstverlening in 2022 (figuur 10.3). In sommige landen kan het een uitdaging zijn om zekere financiering te verkrijgen voor schadebeperkingsdiensen die met injecterende drugsgebruikers werken. Zo hebben niet-gouvernementele organisaties in Bulgarije en Roemenië de afgelopen jaren te kampen gehad met problemen op het gebied van financiering en aankoop, waardoor zij minder hulp konden verstrekken. In Sofia steeg de hiv-prevalentie bij routinematige diagnostische tests in drugsbehandelingscentra tijdens de periode van verminderde beschikbaarheid van injectiespuiten tot 15 % in 2022, een goed voorbeeld van het risico op toenemende besmettingen bij ontoereikende dienstverlening.
Noorwegen op goede weg om de bedreiging van HCV voor de volksgezondheid uit te bannen onder injecterende drugsgebruikers
In Europa wordt drugsinjectie overmatig geassocieerd met chronische virale hepatitis blijft en injecterend drugsgebruik de meest voorkomende risicofactor voor nieuwe HCV-diagnoses. Uit een recente studie blijkt dat ten minste 36 % van de totale chronische HCV-prevalentie in de EU-lidstaten, Noorwegen en IJsland samenhangt met injecterend drugsgebruik. Er zijn ook aanwijzingen dat diensten op het gebied van schadebeperking, zoals omruilprogramma’s voor naalden en spuiten en behandelingen met opioïdeagonisten, het risico op HCV-overdracht kunnen verminderen. Zoals eerder opgemerkt, verschilt de dekking van en de toegang tot deze interventies aanzienlijk tussen de Europese landen (figuur 10.4). Bij het aanpakken van de schade die wordt toegebracht door HCV-besmettingen, is het belangrijk om mensen met een chronische virusinfectie te identificeren; zij lopen immers risico op cirrose en kanker en kunnen het virus op anderen overdragen als ze injectiemateriaal delen dat in contact is geweest met hun bloed. In vele landen bestaan er echter hindernissen die het gebruik van HCV-tests en -behandelingen belemmeren, wat ertoe kan leiden dat talloze HCV-infecties niet worden gediagnosticeerd en behandeld.

De gegevens zijn van NUTS-niveau 2 of 3. Meer informatie over de NUTS (nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek) vindt u op de website van Eurostat. Ontbrekende gegevens op NUTS-niveaus 2 of 3 betekenen niet dat de betreffende interventie in een land niet beschikbaar is.
Tijdsgebonden trends in de prevalentie van actieve HCV-infecties onder injecterende drugsgebruikers zijn nuttig om het effect van preventiemaatregelen en behandelingen te controleren. Het EMCDDA houdt de nationale vooruitgang in de gaten via zijn uitbanningsbarometer. Van alle landen die verslag uitbrengen aan het EMCDDA, kan alleen Noorwegen aantonen dat het tussen 2015 en 2021 een vermindering van de viremische HCV-prevalentie onder injecterende drugsgebruikers van 80 % heeft verwezenlijkt, wat nodig is om duurzameontwikkelingsdoelstelling 3.3 inzake de uitbanning van HCV tegen 2030 te verwezenlijken. De prevalentie van actieve HCV-infecties, gemeten aan de hand van HCV-RNA in een grootschalige seroprevalentiestudie onder mensen die drugs injecteren en een beroep doen op schadebeperkende diensten in Oslo, is met meer dan 80 % gedaald tussen 2015 (46 %) en 2022 (8,9 %). Een vergelijkbare trend in de prevalentie van actieve infecties werd waargenomen in Bergen en Stavanger, terwijl modelleringen suggereren dat de incidentie onder injecterende drugsgebruikers in dezelfde periode op nationaal niveau met 79 % is gedaald.
Inspelen op interacties tussen risicovol drugsgebruik en seksueel gedrag vereist partnerschappen tussen verschillende instanties
Het gebruik van illegale stimulerende middelen en andere drugs ter vergemakkelijking van – soms langdurige – seksuele betrekkingen in groepsverband onder mannen die seks hebben met mannen wordt “chemsex” genoemd. De drugs daarbij worden gebruikt, zijn onder andere synthetische stimulerende middelen, kalmerende middelen en dissociatieve middelen. In sommige omstandigheden kan zowel risicovol drugsgebruik als riskant seksueel gedrag plaatsvinden, waardoor dit een belangrijk thema is voor straathoekwerk en schadebeperking. Bij risicovol gebruik van sommige van deze drugs, waaronder gebruik door injectie, lopen de betrokkenen gevaar op infectieziekten, acute drugstoxiciteit en andere gezondheidsproblemen. Mensen die op deze manier drugs gebruiken, melden zich doorgaans niet aan bij behandelklinieken, maar kunnen wel in contact treden met andere instanties, zoals diensten op het gebied van seksuele gezondheid. Het blijft uitdagend om te voorzien in doeltreffende maatregelen ter beperking van schadelijke gevolgen voor personen die dergelijk risicovol gedrag vertonen, en er moeten op maat gemaakte interventies worden ontwikkeld. In Europa hebben diensten voor de behandeling van drugsgerelateerde en seksuele gezondheidsproblemen doorgaans afzonderlijke financiering, verschillende toelatingscriteria en andere locaties. Dit maakt het moeilijk om geïntegreerde zorg te bieden aan mensen die blootstaan aan de dubbele risico’s van onbeschermde seks en risicovol drugsgebruik in de context van geseksualiseerd drugsgebruik.
Nog steeds grotere investeringen nodig om de mondiale doelstellingen te halen
De beleidsmakers in de EU hebben zich verbonden aan de mondiale WHO-strategieën voor de gezondheidssector om tegen 2030 een einde te maken aan aids en de epidemieën van virale hepatitis en seksueel overdraagbare aandoeningen. Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen moet er echter nog meer investeringen in schadebeperkingsdiensten, tests en aaneenschakeling van behandeling, aangezien hierin in veel landen nog steeds te weinig wordt voorzien. Er zijn daarom meer inspanningen nodig om uitbraken in de toekomst te voorkomen en overdracht te beperken, en zo de ziektelast in verband met hiv, HCV, HBV en andere infecties bij injecterende drugsgebruikers te verminderen.
Belangrijkste gegevens en trends
Hiv/aids
- In 2022 steeg het aantal nieuwe hiv-meldingen in verband met drugsgebruik door injectie in de Europese Unie tot 968, vergeleken met 662 in het voorgaande jaar (figuur 10.5).
- Het aandeel nieuwe hiv-gevallen in verband met injecterend drugsgebruik is tussen 2021 en 2022 ook gestegen, namelijk van 4,8 % naar 5,9 % van de nieuwe gevallen met een bekende overdrachtsroute. In 2022 was het aandeel nieuwe hiv-gevallen in verband met drugsgebruik door injectie groter dan 10 % in Letland (25 %), Finland (21 %), Luxemburg (19 %), Griekenland (15 %), Litouwen (14 %), Duitsland (11 %) en Noorwegen (11 %).
- In 2022 werden in de Europese Unie 165 nieuwe aidsdiagnoses gemeld die verband hielden met injecterend drugsgebruik.
- Laattijdige diagnosestelling en een vertraagde start van de behandeling in gemarginaliseerde bevolkingsgroepen was een prominent kenmerk van de meest recente hiv-clusteruitbraak die in de Europese Unie werd ontdekt. In de Italiaanse regio Lombardije ging het om twintig analytisch gekoppelde besmettingen die tussen 2006 en 2022 waren opgelopen en die terug te voeren waren op dezelfde hiv-stam met resistentiegerelateerde mutaties.
HCV en HBV
- Vijf Europese landen beschikken over recente ramingen van de prevalentie van actieve HCV-infecties onder injecterende drugsgebruikers die aankloppen bij verslavingszorgdiensten. De prevalentie van actieve HCV-infecties, afgeleid uit seroprevalentiestudies, varieerde van iets minder dan 9 % (Oslo, 2022) tot 27 % (Beieren, 2022), terwijl de resultaten van routinematige HCV-diagnosetests varieerden van 15 % (België, 2019) tot 59 % (Oostenrijk, 2020) en 62 % (Zweden, 2014) (figuur 10.6).
- Momentopnamen van HCV-diagnoses en -behandelingen in verschillende Europese landen bieden inzicht in de doorstroom naar zorg. Uit gegevens van behandelingsprogramma’s in Griekenland bleek dat van de 26 % injecterende drugsgebruikers die positief testten op HCV-RNA, er 85 % een behandeling voorgeschreven kreeg in 2022, en dat 54 % van de personen bij wie HCV was vastgesteld de behandeling afmaakte. In Noorwegen werd bij een jaarlijkse seroprevalentiestudie onder personen die ooit drugs hadden geïnjecteerd en die een beroep deden op drugsdiensten in Oslo een aanzienlijke daling van de HCV-RNA-prevalentie vastgesteld tussen 2015 (46 %) en 2022 (8,9 %). Deze ontwikkeling geeft de impact van preventie- en behandelingsmaatregelen weer.
- In 2023 werd gemeld dat mensen die drugs injecteren, in vijf EU-lidstaten te maken hadden met klinische of financiële beperkingen met betrekking tot de toegang tot een direct werkende antivirale behandeling voor HCV.
- Ramingen voor HBV-infecties (gemeten aan de hand van de aanwezigheid van het hepatitis B-oppervlakteantigeen), afgeleid uit de meest recente seroprevalentiestudies onder injecterende drugsgebruikers, varieerden van 0,4 % (Tsjechië, 2022) tot 5,3 % (Spanje, 2021).
- In 2023 hadden twintig EU-lidstaten een beleid omtrent virale hepatitis waarin rekening werd gehouden met injecterende drugsgebruikers. Om de doelen inzake het zorgcontinuüm voor injecterende drugsgebruikers te bereiken is het van essentieel belang dat het testen op en behandelen van HCV, HBV en hiv in de diensten voor schadebeperking, verslavingsbehandeling en gezondheid in gevangenissen wordt geïntegreerd.
Weinig bewijsmateriaal | Matig bewijsmateriaal
Brongegevens
De volledige reeks brongegevens voor het Europees Drugsrapport 2024, met inbegrip van metagegevens en methodologische aantekeningen, is beschikbaar in onze gegevenscatalogus.
De deelverzameling van deze gegevens die wordt gebruikt om infographics, grafieken en soortgelijke elementen te genereren op deze pagina is hieronder te vinden.