Drugsgerelateerde infectieziekten – actuele situatie in Europa (Europees Drugsrapport 2025)

Cover of the European Drug Report 2025: Drug-related infectious diseases

Personen die drugs injecteren lopen risico op infecties door gedeeld gebruik van drugsparafernalia. Op deze pagina vindt u de meest recente analyse van drugsgerelateerde infectieziekten in Europa, waaronder belangrijke gegevens over besmettingen met hiv en het hepatitis B- en C-virus.

Deze pagina maakt deel uit van het Europees Drugsrapport 2025, het jaarlijkse overzicht van het EUDA over de drugssituatie in Europa.

Voor het laatst bijgewerkt op: 5 juni 2025

Infectieziekten in verband met drugsgebruik blijven een probleem

Mensen die drugs injecteren, lopen een risico op infecties zoals met het hepatitis B- en C-virus (respectievelijk HBV en HCV) en het humaan immunodeficiëntievirus (hiv). Dit is te wijten aan het gedeeld gebruik van drugsparafernalia. Deze infecties kunnen chronische ziekten veroorzaken die kunnen leiden tot ernstige gezondheidsgerelateerde schade, waaronder overlijden.

Hiaten in het terugdringen van schadelijke gevolgen en het gebruik van stimulerende middelen belemmeren de EU om de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling op het gebied van hiv te bereiken

Nieuwe hiv-meldingen zijn een indicator van zowel de mate van virale overdracht als van het overeenkomstige niveau van vereiste preventieve interventies. Hoewel het totale aantal hiv-meldingen in de Europese Unie in verband met injecterend drugsgebruik daalde tot 980 in 2023 (1 088 in 2022), bleef het aantal meldingen van 2,18 per miljoen inwoners op het niveau van vóór de COVID-19-pandemie (figuur 10.1). Dit kan deels het gevolg zijn van een terugkeer naar eerdere niveaus van dienstverlening, en ook de toegenomen mobiliteit van mensen met een bekende hiv-diagnose in Europese landen na de grootschalige Russische invasie van Oekraïne kan hebben bijgedragen. Deze gegevens moeten dus met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien zij niet noodzakelijkerwijs wijzen op een toename van het aantal nieuwe infecties. Zij stellen ook niet noodzakelijkerwijs de langdurige daling van het aantal hiv-meldingen ter discussie.

Figuur 10.1. Nieuwe hiv-meldingen in verband met injecterend drugsgebruik in de Europese Unie, 2009-2023

Source: ECDC.

Schadebeperkende benaderingen worden nu van fundamenteel belang geacht voor het terugdringen van de overdracht van hiv onder injecterende drugsgebruikers, met name het beschikbaar stellen van steriele injectiebenodigdheden, zowel in gevangenissen als via apotheken. Niettemin zijn er nu een aantal kwesties die wijzen op de noodzaak van hernieuwde inspanningen binnen de Europese Unie om de diensten te verbeteren teneinde de last van infectieziekten tegen te gaan en de vooruitgang die in de voorgaande jaren is geboekt tegen de overdracht van hiv in stand te houden. Voorbeelden hiervan zijn de afnemende beschikbaarheid van steriele injectiebenodigdheden in sommige landen en een ontoereikende regionale beschikbaarheid. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat in twee derde van de EU-lidstaten het gemiddelde jaarlijkse aantal steriele spuiten dat wordt uitgedeeld per persoon die drugs injecteert, onder de WHO-doelstelling blijft en in sommige gevallen is gedaald (figuur 10.2). Ook de regionale beschikbaarheid (figuur 10.3) van de verstrekking van steriele spuiten blijft in meerdere landen, waaronder Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië en Slowakije, ontoereikend. In Bulgarije, waar nog steeds problemen zijn met betrekking tot middelen om schade te verminderen en aanbestedingen, meldden de drugsbehandelingsdiensten een duidelijke toename van het percentage hiv-positieven, een proxymaatstaf voor de hiv-prevalentie, onder mensen die drugs injecteren. In 2023 bedroeg dit percentage 16 % in de hoofdstad Sofia. Daarnaast wordt in Europa nog steeds een grotere beschikbaarheid van verschillende stimulerende middelen waargenomen, waaronder cocaïne, amfetamine, synthetische cathinonen en in mindere mate methamfetamine. Het injecteren van stimulerende middelen wordt in verband gebracht met frequentere en schadelijkere patronen van injecterend drugsgebruik. De afgelopen tien jaar zijn in Europa ten minste zeven gedocumenteerde hiv-uitbraken gedocumenteerd die toe te schrijven waren aan het injecteren van stimulerende middelen (figuur 10.4). Aangezien de beschikbaarheid van stimulerende middelen blijft toenemen, vergroot het risico op verdere uitbraken de uitdagingen voor de preventie van hiv als gevolg van de langdurige problemen met opioïden in Europa. Tot slot is uit de ervaring van Europa met hiv-uitbraken die verband houden met het injecteren van stimulerende middelen gebleken dat een relatief hoog niveau van dienstverlening op het gebied van schadebeperking nodig is om dergelijke gebeurtenissen te voorkomen en in te dammen. Dit betekent dat landen met een ontoereikend dienstverleningsniveau in verhouding tot de omvang van hun geschatte problemen met injecterend drugsgebruik meer worden blootgesteld aan potentiële hiv-uitbraken.

Naast paraatheid voor uitbraken, blijft het in de Europese Unie een uitdaging om alle mensen die hiv-positieve drugs gebruiken de weg te doen vinden naar behandeling. Schattingen uit seroprevalentiestudies die tussen 2021 en 2023 werden uitgevoerd, lieten een hiv-prevalentie zien onder mensen die drugs injecteren van meer dan 15 % in Estland, Griekenland, Letland, Litouwen, Polen en Roemenië. In het kader van de doelstellingen van de WHO voor het zorgcontinuüm onder mensen met hiv wordt ernaar gestreefd dat 95 % van de mensen met hiv wordt getest, 95 % van die personen antiretrovirale therapie krijgt en dat 95 % van hen tegen 2030 onderdrukking van het virus bereikt, om de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling te ondersteunen. In 2023 meldden de EU-lidstaten 186 gevallen van aids in verband met injecterend drugsgebruik (0,41 per miljoen inwoners), wat wijst op een late hiv-diagnose, een slechte toegang tot behandeling of een geringe therapietrouw bij sommige patiënten, wat bijdraagt tot vermijdbare ziekten en sterfgevallen. Het percentage aids-meldingen in verband met injecterend drugsgebruik was hoger dan 1 per miljoen in Bulgarije, Griekenland, Cyprus, Letland, Litouwen en Roemenië, wat wijst op grote hiaten in het hiv-zorgcontinuüm voor deze belangrijke populatie.

Vermindering van chronische drugsgerelateerde HCV-infecties op stedelijk niveau

In Europa hebben injecterende drugsgebruikers ook een hoge prevalentie van chronische virale hepatitis en blijft injecterend drugsgebruik de meest voorkomende risicofactor voor nieuwe HCV-diagnoses. Uit een recente studie blijkt dat ten minste 36 % van de totale prevalentie van chronische HCV-prevalentie in de EU-lidstaten, Noorwegen en IJsland samenhangt met injecterend drugsgebruik. Er zijn ook aanwijzingen dat diensten op het gebied van schadebeperking, zoals omruilprogramma’s voor naalden en spuiten en behandelingen met opioïdeagonisten, het risico op HCV-overdracht kunnen verminderen. Zoals eerder opgemerkt, verschilt de regionale beschikbaarheid van en de toegang tot deze interventies aanzienlijk tussen de Europese landen (figuur 10.3). Bij het aanpakken van de schade die wordt toegebracht door HCV-besmettingen, is het belangrijk om mensen met een chronische virusinfectie te identificeren; zij lopen immers risico op cirrose en kanker en kunnen het virus op anderen overdragen als ze injectieparafernalia delen die in contact zijn geweest met hun bloed. In vele landen bestaan er echter hindernissen die het gebruik van HCV-tests en -behandelingen belemmeren, wat ertoe kan leiden dat talloze HCV-infecties niet worden gediagnosticeerd en behandeld.

Tijdsgebonden trends in de prevalentie van actieve HCV-infecties onder injecterende drugsgebruikers zijn nuttig om het effect van preventiemaatregelen en behandelingen te controleren. Het EUDA monitort de vooruitgang via zijn virale-hepatitis-uitbanningsbarometer. Van de landen die aan het EUDA rapporteren, hebben Spanje, Zweden en Noorwegen aanwijzingen voor een aanzienlijke daling van de viremie-prevalentie van HCV in de loop der tijd, zoals gemeten door HCV-RNA in seroprevalentiestudies op stedelijk niveau onder mensen die drugs injecteren en gebruikmaken van diensten op het gebied van schadebeperking. In Stockholm daalde de HCV-prevalentie van 64 % in 2015 naar 30 % in 2021; in Madrid daalde het tussen 2015 en 2022 van 41 % naar 20 %. De grootste daling werd waargenomen in Oslo, waar deze daalde van 46 % in 2015 tot 7 % in 2023, waarmee de door de WHO vastgestelde reductiedoelstelling van 80 % werd bereikt. In de belangrijkste gevangenis van Luxemburg – een omgeving waar drugsgebruik een veel voorkomende bron van HCV-blootstelling is – is de prevalentie van HCV-RNA bij de toelatingsscreening gedaald van 10 % in 2015 tot minder dan 5 % in 2021. Deze bemoedigende trends worden gemeld in steden waar voor de belangrijkste groep drugsgebruikers een gedecentraliseerde en geïntegreerde aanpak van preventie, tests en behandeling is ingevoerd. Verschillende aspecten van deze aanpak, die worden onderschreven in de gezamenlijke richtsnoeren van EUDA-ECDC (zie hieronder), zijn in de steden aanwezig. Zo biedt Madrid cliënten van hulpdiensten meer toegang biedt tot schadevermindering en biedt de stad gratis testen en gepersonaliseerde verwijzingen naar zorg aan wanneer een bezoek aan een ziekenhuis vereist is. In Stockholm worden testen en behandelingen zo veel mogelijk op dezelfde locatie aangeboden. Luxemburg wil ervoor zorgen dat mensen die een diagnose krijgen terwijl ze in de gevangenis zitten, een volledige behandeling krijgen en de weg wordt gewezen naar gezondheidsdiensten na vrijlating. In het algemeen is de gedecentraliseerde en geïntegreerde aanpak erop gericht een hoge dekkingsgraad van preventie en schadebeperkende voorzieningen in stand te houden om herinfecties te voorkomen. Hoewel voor deze aanpak voldoende financiële middelen nodig zijn, wordt zij in veel opzichten als kosteneffectief beschouwd, omdat zij op lange termijn levens kan redden en de druk op andere middelen kan verminderen.

Clusters van seksueel overdraagbare infecties wijzen op de noodzaak van geïntegreerde zorg voor drugsgebruikers

Onlangs werd een cluster van syfilis, een seksueel overdraagbare bacteriële infectie, ontdekt onder drugsgebruikers in Luxemburg. Tussen november 2023 en september 2024 werden in totaal 23 gevallen opgespoord. Onder deze gevallen bevonden zich acht vrouwen, van wie sommigen aangaven betrokken te zijn bij sekswerk om hun drugsgebruik te financieren. Zij werden beschouwd als gemarginaliseerde vrouwen en hadden geen contact gehad met reguliere gezondheidsdiensten. Ondanks het feit dat Luxemburg over het algemeen over een hoog niveau van schadebeperkende diensten beschikt, blijkt uit het optreden van deze cluster van infecties en de verbanden ervan met drugsgebruik duidelijk de kwetsbaarheid van gemarginaliseerde populaties die mogelijk geen contact hebben met diensten. Het laat ook zien dat als er geen onderzoek naar hiv-uitbraken was uitgevoerd, de infectiecluster mogelijk onopgemerkt was gebleven. Dit vergroot op zijn beurt de mogelijkheid dat er vergelijkbare clusters zijn die niet zijn opgemerkt.

In andere populaties wordt het gebruik van illegale stimulerende middelen en andere drugs ter vergemakkelijking van – soms langdurige – seksuele betrekkingen in groepsverband binnen een kleine subpopulatie van mannen die seks hebben met mannen, “chemsex” genoemd. De drugs die bij deze praktijk worden gebruikt, zijn onder andere synthetische stimulerende middelen, kalmerende middelen en dissociatieve middelen. Risicovol drugsgebruik en riskant seksueel gedrag kunnen overlappen, waardoor dit een belangrijk thema is voor straathoekwerk en schadebeperking. Risicovol gebruik van sommige van deze drugs, ook via injectie, brengt mensen het risico op infectieziekten met zich mee. Voorbeelden hiervan zijn door bloed overgedragen virussen zoals hiv en HCV, maar ook andere ziekten zoals mpox, shigella en hepatitis A. In 2023 werden in verschillende EU-lidstaten clusters aangetroffen onder mannen die seks hebben met mannen. Ook lopen gebruikers een hoger risico op acute drugstoxiciteit en andere gezondheidsproblemen. Mensen die op deze manier drugs gebruiken, melden zich doorgaans niet aan bij drugsbehandelklinieken, maar kunnen wel in contact treden met andere instanties, zoals diensten op het gebied van seksuele gezondheid.

Waar dit klinisch gepast is, wordt het aanbieden van betaalbare en toegankelijke profylactische middelen voor hiv-preventie vóór blootstelling voor iedereen die deze nodig heeft, waaronder drugsgebruikers, ondersteund door de richtsnoeren van het EUDA en het ECDC, als onderdeel van een combinatie van preventieve diensten. Het bewijs met betrekking tot het geoptimaliseerde gebruik van pre-blootstellingsprofylaxe voor injecterende druggebruikers wordt echter nog steeds opgebouwd. Naar aanleiding van potentiële blootstellingsgevallen ondersteunen de richtsnoeren ook de toegang tot profylaxe voor hiv na blootstelling. Diensten met een lagere drempel die zijn gericht op profylaxe vóór en na blootstelling kunnen vaak te maken krijgen met problemen met de financiering van de behandelingen, wat een uitdaging kan vormen voor preventie-inspanningen indien deze behandelingen klinisch geïndiceerd zijn.

Het blijft uitdagend om te voorzien in doeltreffende maatregelen ter beperking van schadelijke gevolgen voor personen die worden blootgesteld aan deze drugsgerelateerde risicofactoren, en er moeten op maat gemaakte interventies worden ontwikkeld. In Europa hebben diensten voor de behandeling van drugsgerelateerde en seksuele gezondheidsproblemen doorgaans afzonderlijke financiering en verschillende toelatingscriteria en bevinden ze zich zelden op dezelfde locatie. Dit maakt het moeilijk om geïntegreerde zorg te bieden aan mensen die blootstaan aan de dubbele risico’s van onbeschermde seks en risicovol drugsgebruik in de context van geseksualiseerd drugsgebruik.

Meer investeringen nodig voor Europese drugsdiensten om de doelstellingen van de WHO te halen

De beleidsmakers in de EU hebben zich verbonden aan de mondiale WHO-strategieën voor de gezondheidssector om tegen 2030 een einde te maken aan aids en de epidemieën van virale hepatitis en seksueel overdraagbare aandoeningen. Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen moet er echter nog meer worden geïnvesteerd in schadebeperkingsdiensten, tests en koppeling aan behandeling, aangezien hierin in veel landen nog steeds te weinig wordt voorzien. Er zijn daarom meer inspanningen nodig om uitbraken in de toekomst te voorkomen en overdracht te beperken, en zo de ziektelast in verband met hiv, HCV, HBV en andere infecties bij injecterende drugsgebruikers te verminderen.

De gezamenlijke richtsnoeren voor de preventie en bestrijding van infectieziekten bij injecterende druggebruikers van het EUDA en het ECDC ondersteunen de uitvoering van op de gemeenschap afgestemde preventie-, test- en behandelingsdiensten. Daarbij gaat het ook om tests buiten het officiële zorgkader om, bijvoorbeeld in het kader van straathoekwerk. De richtsnoeren wijzen erop dat een beter geïntegreerde benadering van tests en doorverwijzing naar zorg de hardnekkige ongelijkheid op gezondheidsvlak doeltreffend kan terugdringen. Inclusieve benaderingen voor schadebeperking, met name het verstrekken van steriel injectiemateriaal, ook in gevangenissen en via apotheken, worden nu gezien als essentieel om de overdracht van infectieziekten onder injecterende drugsgebruikers te verminderen. In vele landen is er echter nog steeds sprake van een ontoereikende regionale beschikbaarheid van en toegang tot gratis naalden en spuiten: slechts 7 van de 25 landen met beschikbare gegevens haalden de WHO-doelstellingen voor dienstverlening in 2023 (figuur 10.2). Beleidsmakers moeten er nog steeds voor zorgen dat de verstrekking van veilige financiering voor diensten voor schadebeperking die met injecterende druggebruikers werken, een belangrijke prioriteit voor de volksgezondheid wordt.

Figuur 10.2. Aantal verstrekte steriele spuiten per injecterende drugsgebruiker per jaar, 2023 of meest recente gegevens

Figuur 10.3. Beschikbaarheid van spuitenruilprogramma’s in Europa op regionaal niveau, 2023 of het meest recente beschikbare jaar

Beschikbaarheid van spuitenruilprogramma’s in Europa op regionaal niveau, 2023 of het meest recente beschikbare jaar

De gegevens zijn van NUTS-niveau 2 of 3. Meer informatie over de NUTS (nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek) vindt u op de website van Eurostat. Ontbrekende gegevens op NUTS-niveaus 2 of 3 betekenen niet dat de betreffende interventie in een land niet beschikbaar is.

Figuur 10.4. Meest recente gedocumenteerde hiv-uitbraken in EUDA-lidstaten onder injecterende drugsgebruikers: aantal gevallen van hiv en de betreffende geïnjecteerde stof, 2014-2023

Belangrijkste gegevens en trends

Hiv/aids

  • In 2023 steeg het aantal nieuwe hiv-meldingen in verband met injecterend drugsgebruik in de Europese Unie tot 980 (2,18 per miljoen inwoners), vergeleken met 1 088 in het voorgaande jaar (figuur 10.5).
  • Ierland, Griekenland, Cyprus, Letland, Litouwen en Luxemburg rapporteerden een aantal hiv-meldingen dat kan worden toegeschreven aan injecterend drugsgebruik van meer dan 5 per miljoen inwoners.
  • In 2023 waren nieuwe hiv-gevallen in verband met injecterend drugsgebruik goed voor 5,6 % van alle nieuwe meldingen met een bekende overdrachtsroute. In hetzelfde jaar waren hiv-gevallen die verband hielden met injecterend drugsgebruik goed voor meer dan 10 % van de nieuwe meldingen in Letland (24 %), Litouwen (19 %), Griekenland (19 %), Oostenrijk (14 %), Finland (12 %), Duitsland (11 %) en Noorwegen (11 %).
  • In 2023 werden in de Europese Unie 186 nieuwe aidsdiagnoses die verband hielden met injecterend drugsgebruik gemeld, met het hoogste percentages meldingen in Bulgarije, Griekenland, Cyprus, Letland, Litouwen en Roemenië.
Figuur 10.5. Drugsgerelateerde infectieziekten

HCV en HBV

  • Zes Europese landen beschikken over recente ramingen van de subnationale prevalentie van actieve HCV-infectie onder injecterende drugsgebruikers die aankloppen bij schadebeperkingsdiensten. De prevalentie van actieve HCV-infectie op basis van seroprevalentiestudies varieerde van iets minder dan 7 % in Oslo (2023) tot 56 % in Tallinn (2022). Er werden tussenliggende niveaus waargenomen van 20 % in Madrid (2022), 24 % in Boedapest (2021), 27 % in Beieren (2022) en 30 % in Stockholm (2021).
  • In 2023 werd gemeld dat injecterende drugsgebruikers in 4 EU-lidstaten te maken hadden met klinische of financiële beperkingen met betrekking tot de toegang tot een direct werkende antivirale behandeling voor HCV.
  • De schattingen voor HBV-infectie (gemeten aan de hand van de aanwezigheid van het hepatitis B-oppervlakteantigeen), afgeleid uit de meest recente seroprevalentiestudies onder injecterende druggebruikers, waren het hoogst in Hongarije (5,8 % in 2021), Letland (5,6 % in 2022) en Roemenië (5,6 % in 2023).
  • In 2023 hadden 20 EU-lidstaten een beleid omtrent virale hepatitis waarin rekening werd gehouden met injecterende drugsgebruikers. Om de doelen inzake het zorgcontinuüm voor injecterende drugsgebruikers te bereiken is het van essentieel belang dat het testen op en behandelen van HCV, HBV en hiv in de diensten voor schadebeperking, verslavingsbehandeling en gezondheid in gevangenissen wordt geïntegreerd.

Aanvullende gedetailleerde informatie is te vinden in het EUDA-document Drugsgerelateerde infectieziekten: gezondheidsgerelateerde en sociale maatregelen.

Brongegevens

De volledige reeks brongegevens voor het Europees Drugsrapport 2025, met inbegrip van metagegevens en methodologische aantekeningen, is beschikbaar in onze gegevenscatalogus.

De deelverzameling van deze gegevens die wordt gebruikt om infographics, grafieken en soortgelijke elementen te genereren op deze pagina is hieronder te vinden.


Top